Boodschappen binnen, cadeautjes klaargelegd, bijna klaar voor de kerst. Nu nog even snel een verhaal schrijven. Wat maakt een verhaal tot het ultieme kerst verhaal? Die vraag speelt al weken door mijn hoofd. Het meisje met de zwavelstokjes, The Sound of Music en De Notenkraker, duiken op uit de stofnesten van mijn geheugen.
Let it snow
Sneeuw moet er in zitten of in ieder geval winterse kou. De ontberingen van een ongenode gast tegenover de warmte van een gezellig huis waar een familie zich klaarmaakt voor het kerstmaal. Denk aan: A Christmas Carol of aan de reclame van een supermarktketen vorig jaar. Twee mannen zijn verdwaald geraakt in een koud en donker bos en kunnen hun gezinnen niet terug vinden. Die zaten ondertussen al lang aan tafel.
We waren jaren geleden eind november in Nieuw Zeeland. De winkels waren versierd voor de kerst terwijl we er in een korte broek rondliepen. Het viel niet mee om bij dertig graden een kerstgevoel te krijgen.
Een kiwi met kerstmuts
Welbehagen in de harten van de mensen
Dat iemand tot inkeer komt, ineens zijn betere ik laat zien, hoort ook thuis in een kerstverhaal. Scrooge die ineens gul geschenken uit gaat delen. De ouders die helmaal niets tegen de vriend van hun zoon blijken te hebben in een reclamefilmpje. De muizen uit het boek: Frederick, van Leo Lionni die hun honger vergeten als Frederick ze mooie verhalen vertelt.
En een beetje magie
Ik ga op zoek naar het boek over de muizen om een mooi fragment op te zoeken voor in mijn verhaal. Als ik het open sla, glijdt er ineens iets wits uit. Ik pak het op, het is een sneeuwpopje van papier dat ik ooit zelf uitgesneden heb. Dat ontbrak er nog aan, een klein onverwacht wonder waar je helemaal blij van wordt. Ik hang mijn vondst direct op de glazen deur van de woonkamer. Mijn kerst is compleet.
Mijn zus en ik sturen elkaar als blijk van zusterliefde regelmatig kaarten met twee vrouwen erop. We doen het al een tijdje dus is het een flinke zoektocht geworden om een originele te vinden. Vorig jaar kreeg ik er een in de vorm van een scheurkalender.
Elke dag een verhaaltje over hoe het vroeger was en niet altijd beter. Ene Hennie vertelt op maandag 28 februari hoe vies de schoolmelk smaakte, in de zomer te lauw en in de winter bij de verwarming ontdooit. Dat kwam de smaak niet ten goede.
Wij kregen geen schoolmelk. Ik denk dat dat kwam omdat bij de helft van kinderen uit onze klas thuis de koeien in de wei stonden. Bij de andere helft werden aardbeien of bieten verbouwd. Wij kwamen dus niks te kort was de opvatting van het schoolbestuur.
Drie glazen melk per dag, dan word je sterk als wat, als wat eigenlijk? Er was een reclame van een jongetje dat Joris heette, Joris Driepinter. Hij beleefde spannende avonturen en overwon alles omdat hij drie glazen melk dronk. Waarom hij de achternaam Driepinter had, begreep ik niet helemaal, maar ik denk nu dat dat te maken met de inhoudsmaat van het glas. Wat ik nu wel vergeten ben, zijn de avonturen die Joris beleefden. Of ben ik in de war met Popeye die ontzettend sterk werd als hij spinazie at. Als hij zijn liefje Olijfje moest redden klokte hij een blik spinazie leeg en ging dan haar belager te lijf. Je zag niet precies wat er gebeurde maar na wat bliksemflitsen en donderwolken was er niets meer over van de boef.
Wonderlijk dat gezond eten toen al met een smoesje aan kinderen werd verkocht.
De zon werpt een straal licht door een kier tussen de gordijnen en maakt een streep op het dekbed. Het licht raakt net de blote schouder van E die nog ligt te slapen. Ik draai me nog eens om. Eigenlijk ben ik uitgeslapen. Wat zal ik vandaag eens gaan doen? Ik heb niets afgesproken, een hele dag voor mijzelf, waar heb ik zin in?
De werkelijkheid is vaak nog veel vreemder dan fictie. Je hoeft maar een willekeurige krant open te slaan en je vindt een mooi verhaal. Neem bijvoorbeeld het bericht van vorige week zaterdag uit deze krant:
Vrouw breekt drie keer zelfde teen
Op kerstavond belandde een onfortuinlijke vrouw voor de derde keer op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis in Almelo. Dit keer samen met haar verloofde die een hersenschudding opliep bij een poging haar te behoeden voor een val. Als dit geen vette pech is op wat een mooie romantische kerstavond had moeten worden. Alle reden dus om met een bloemetje langs te gaan en haar verhaal op te tekenen.
Ik tref Samantha Slettenhaar thuis aan de keukentafel samen met haar zus Kim. Uiterlijk lijken ze totaal niet op elkaar, de een is donkerharig met bruine ogen, de ander is mollig en blond. Maar het zijn allebei goedlachse dames die geen blad voor de mond nemen. Samantha bedankt me voor de bloemen en voor de goede wensen voor het nieuwe jaar. Terwijl haar zus Kim de bloemen in het water zet, begint ze te vertellen. De geschiedenis van de teen begon het afgelopen voorjaar. Tijdens een avondje stappen, het plan was om naar cafe De Ommezwaai aan de Kerkstraat te gaan, struikelt Samantha over een losliggende stoeptegel. Omdat het ging om haar grote teen moest ze enkele weken in het gips.
Heb je nog overwogen om de gemeente aansprakelijk te stellen voor het ongeval?
Kim: ‘Wel nee joh, die stoeptegel stak nog geen millimeter omhoog. Daar kwam het niet door. Mijn zus heeft het gewoon aan zichzelf te danken. Ze moest zo nodig haar nieuwe pumps van Jimmy Choo aan om indruk te maken op Sjoerd.’
Samantha: ‘Ik kon er best op lopen. Als jij niet onverwacht aan mijn arm had getrokken was er niets aan de hand geweest. Je was gewoon jaloers’.
Kim: ‘Ik geef helemaal niks om van die dure schoenen.’
Samantha: ‘Je weet best wel wat ik bedoel.’ Ze slaat haar armen over elkaar en richt haar blik op het lege aanrecht.
Kim: ‘Ik zag dat je ging struikelen en probeerde je alleen maar overeind te houden, zusje.’
Er valt een stilte, beide dames lijken nu een stuk minder goedlachs. In de hoop de lucht wat te klaren, stel ik een nieuwe vraag.
De tweede keer dat je je teen brak, was dat ook omdat je struikelde?
Samantha: ‘Dat was van de zomer tijdens zo’n hele warme dag. We waren Sjoerd gaan helpen om de binnenplaats van De Ommezwaai op te ruimen. Dan konden we daar ’s avonds lekker barbecuen. Ik had mijn mooie slippertjes van Dolce & Gabbana aan de kant gegooid. Zonde om die vuil te laten worden, maar het was niet slim om daar op blote voeten rond te lopen. Mijn zus stootte de vuurkorf om en die kwam op mijn voet terecht.’
Kim: ‘Waarom vertel je niet wat er echt gebeurd is? Ik liet die vuurkorf per ongeluk op je slippertjes vallen. Je dacht dat ik dat expres deed omdat ik jaloers zou zijn. Je schold me helemaal verrot en trapte toen uit woede tegen het tuinmuurtje. Daardoor brak je je teen opnieuw en kreeg je nog een bloedvergiftiging op de koop toe.
Ze kijkt triomfantelijk naar haar zus, die op haar beurt rood is aangelopen.
Samantha: ‘Ik zei dat alleen maar om je te sparen zus, tegenover de journalist.’
Om de dames naar een ander pad te te leiden, vraag ik Samantha snel of ze er erg veel last van had gehad.
Samantha: ‘Weet je, Kim was het eerste kind in ons gezin. Ze kreeg lange tijd de onverdeelde aandacht van onze ouders. Ze kan het nog steeds niet zetten dat ik dat kwam verstoren.’
Ik zeg dat ze zich daarin kan vergissen. Ik heb bij mijn oudere zus nooit iets van jaloezie heb bemerkt.
Samantha: ‘Dat komt omdat jij een jongen bent, dat is anders. Neem dat maar van mij aan.’ Dat lijkt me inderdaad de verstandigste route uit dit mijnenveld en ik stap gelijk maar over naar de derde teenbreuk.
Wat bracht je op kerstavond opnieuw op de spoedeisende hulp? Mijn blik gaat naar haar dik ingepakte voet.
Samantha: ‘Ik had Sjoerd uitgenodigd voor een etentje. We waren allebei alleen op kerstavond, dus ik dacht waarom niet? We zaten net gezellig saampjes op de bank, de stoofschotel stond in de oven, belt mijn zus.
Kim: ‘Ik begreep er helemaal niets van, mijn zus die niet mee wilde naar De Ommezwaai. Ze had me helemaal niet verteld dat ze Sjoerd had uitgenodigd. Ze zei dat ze nog werk te doen had.’
Samantha: ‘Ze vertelt er niet bij dat ze al elke keer dat ik met mijn poot omhoog zat hetzelfde deed. Om een lang verhaal kort te maken: Haar telefoontje bracht me zo van mijn a propos dat ik die stoofschotel helemaal vergat.’
Kim: ‘Volgens mij had je gewoon last van schuldgevoel.’
Samantha: ‘Wat jij wil, in ieder geval, ineens ging het rookalarm af. Ik wilde naar de keuken rennen maar struikelde ergens over. Verder herinner ik mij alleen maar een hoop lawaai. Als ik weer bijkom lig ik in het ziekenhuis en kijk in de ogen van mijn zus.’
Wat is er met Sjoerd gebeurd en hoe is het nu met hem?
Kim: ‘Samantha struikelde over het kleed dat ze al jaren geleden weg had moeten doen. Sjoerd probeerde haar op te vangen en samen kwamen ze met hun volle gewicht terecht op de glazen salontafel. Of liever ze gingen er dwars doorheen. Sjoerd raakte gewond aan zijn hoofd en Samantha brak weer eens haar teen. Het lukte Sjoerd nog net om 112 te bellen voordat hij ook out ging.’
Samantha: ‘Mijn schapenwollen kleed zat helemaal onder het bloed, het was een enorme ravage.’
Maar hoe gaat het nu met je verloofde?
Samantha: ‘Het is mijn verloofde helemaal niet. Dat hebben jullie er maar van gemaakt. Alleen omdat we niet veel aan hadden.’
Kim: ‘Je hebt niet veel aan een man die bij het minste geringste onderuit gaat.’
De zussen zijn plots weer eensgezind. Ze nemen me ineens keurend op van top naar teen.
Kim: ‘Heb jij voor vanavond al plannen?’ Ze legt haar hand op mijn knie.
Ik drink snel mijn koffie op en mompel iets over overwerk. Ik bedank ze hartelijk voor het interview.
‘Marley was dead, to begin with. There is no doubt whatever about that. ……as dead as a door-nail.’
Dat is nog eens een binnenkomer. Het is het begin van een van de beroemdste kerstverhalen, talloze malen verfilmd. A Christmas Carol van Charles Dickens. Het bevat alle elementen van een goed kerstverhaal. Een gierigaard komt op het allerlaatste moment tot inkeer. Dankzij het bezoek van drie geesten, beseft Scrooge dat het leven kort is en je er maar beter van kunt genieten samen met wie je lief zijn.
Vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.
Waarschijnlijk is het andersom en is A Christmas Carol, de standaard voor een goed kerstverhaal geworden.
Goed of slecht
Het eerste kerstverhaal ooit, dat van Jozef en de hoogzwangere Maria die in een koude decembernacht overal de deur werden gewezen is natuurlijk ook een ijzersterk verhaal. Mensen met koude harten die het wonder van het leven niet willen zien. Een pas geboren kindje met alle beloften in zich en een ster die weg wijst.
Licht of donker
Een kerstverhaal loopt niet altijd goed af. Als kind lag ik wakker van: Het meisje met de zwavelstokjes, een sprookje van Hans Christiaan Andersen. Het arme kind vriest dood. De enige troost is dat haar laatste gedachte haar bracht bij een gelukkige herinnering. Een warm hart was niet genoeg tegen de winterkou.
Warm of koud
Kerstmis, eindeloos veel tijd om je hart te vullen met verhalen en je pen leeg te schrijven. Ik ben dat in ieder geval wel van plan. Inspiratie nodig? Die vind je in dit artikel uit de Trouw van 8 december 2005. En zijn je vrienden of familie tot tranen toe geroerd of konden ze de spanning niet verdragen, stuur je verhaal dan voor 31 december in als Verhaal van de maand.
‘…..and it was always said of him that he knew how to keep Christmas well’
Victor was bang dat hij gearresteerd zou worden. Gelukkig kon tante hem geruststellen. Ze heeft de politie gebeld en gevraagd gelijk langs te komen voor onze verklaringen. Victor heeft alles verteld wat hij wist over Remco en laten zien hoe je een computer van een ander kan overnemen. De agenten waren zwaar onder de indruk. Jongelui als Victor, zeiden ze, waren in de toekomst hard nodig bij de politie. Ze hadden ook nog vragen voor mij en tante. Of we nog iets verdacht hadden opgemerkt. We vertelden van de achtervolging. Dat was dus de politie die de winkel van Bert en wie er allemaal kwamen al een tijdje in het oog hield. Ze hadden tante ook verdacht en haar op het politiebureau uitgenodigd. Ze had toen alles uit kunnen leggen, maar de zaak was die avond in de versnelling geraakt. Het werd te gevaarlijk bij haar huis. Helaas wisten ze niet waar ik was. De hele avond hebben ze voor het huis gepost.
Nadat ze alles in hun boekje opgeschreven hadden, brachten de agenten Victor naar huis. Ze wilden ook nog met zijn moeder en broertje praten. Tante en ik zijn die avond vroeg naar bed gegaan. We waren erg moe. Alleen, slapen kon ik niet. De hele nacht speelde alles opnieuw door mijn hoofd. Vooral het moment dat we met Gert in de kelder zaten en de criminelen begonnen te schieten.Wat als ze Gert hadden geraakt? Wat zou er dan gebeurd zijn, misschien waren Victor en ik er wel niet meer geweest? Ik probeerde er maar aan te denken dat ik morgen papa en mama weer zou zien.
Dat is al weer een paar weken geleden. Ondertussen zitten Remco en zijn maatjes in de gevangenis te wachten op hun proces. Tante is nog steeds de advocaat van Bert. Hij zegt dat hij er spijt van heeft dat hij ons in gevaar heeft gebracht. Tante gelooft hem maar half. ’Hij zou het morgen weer doen Mara, alles voor geld.’ Maar zelfs de meest leugenachtige crimineel heeft recht op een verdediging, vindt ze. En haar hypotheek moet ergens van betaald worden. Ze vertelde dat Bert er maar niet over uit kan, dat er in de villa zoveel flessen dure wijn lagen en hij er niets van wist. Ze zijn meer waard dan die hele drugshandel van hem. De overgrootvader van Estelle en David had de wijn kelder ooit laten bouwen. Niemand wist dat die wijn zoveel waard was geworden. De buren van tante hopen nu de schulden af te kunnen lossen.
En ik? Ik ben blij weer in ons eigen huis te zijn. Lekker op mijn eigen kamer terwijl mijn vader en moeder samen aan het koken zijn. Voorlopig geen avonturen meer voor ons.
Dit was het laatste hoofdstuk. Ik ga het de komende tijd losse eindjes bijwerken, herschrijven en nog eens herschrijven en dan wie weet. Om het verhaal helemaal rond te maken heb ik alvast een proloog geschreven:
Proloog
Ik ben een denkertje. Dat zei de mevrouw van slachtofferhulp. Bij denkertjes blijft alles wat ze meemaken in het hoofd rondtollen Het was daarom goed dat ik alles zou opschrijven, zodat ik weer beter kon slapen. Er is zoveel gebeurd dat ik het niet allemaal meer precies weet. Gelukkig heb ik af en toe wat opgeschreven in mijn dagboek en heb ik de berichtjes op WhatsApp. Het is fijn om weer gewoon thuis te zijn. Ik hoor mijn vader en moeder beneden rommelen in de keuken. Ik ruik het eten al net als op de dag dat mijn avontuur begon.
Het stuk pizza bij Victor thuis gisteravond is het laatste dat ik gegeten heb. Dat merk ik nu ik veilig in het huis van tante ben. Ik loop naar de keuken om wat te eten te zoeken. Victor zal ook wel honger . Ik grijp de deur vast als ik een man zie opstaan vanachter de keukentafel. Wat doet die hier in de keuken van tante? ‘Je hoeft niet bang te zijn Mara.” Hoe kan hij mijn naam weten? Ik bekijk hem van onder naar boven. Hij ziet er niet uit als een crimineel, meer als een leraar van school. ‘Ik ben van de politie.’ Hij houdt een kaart omhoog, maar van zo ver kan ik niet zien wat er op staat. ‘Je tante is veilig op het politiebureau. We zoeken je al de hele nacht.’ Ik durf weer adem te halen. ‘Hier ga maar zitten, dan kun je een beetje bijkomen van de schrik.’ Hij schuift een stoel onder de tafel vandaan. Even later krijg ik een glaasje water en mag ik zijn pasje van dichtbij bestuderen. Gert Kleinsma, rechercheur Holland Midden, 28 mei 1979. Hij kijkt streng op de foto. In het echt is hij meer een vriendelijke beer die nu naast mij komt zitten. Ik mag Gert zeggen.
‘Denk je dat je mij nu kunt vertellen waar je bent geweest vannacht?’ De rechercheur probeert mijn blik te vangen. Zijn ogen staan bezorgd. Ik besluit alles te vertellen, vanaf het moment dat ik met tante boodschappen ging doen. Als ik bij onze ontsnapping uit de tunnel ben aangeland, zie ik achter Gert iets bewegen. De rechercheur volgt mijn blik. Hij wil opstaan van zijn stoel maar Victor is sneller. Met een doffe klap landt een Afrikaans masker op het hoofd van de arme rechercheur. Hij glijdt langzaam van de stoel op de grond. Ik kniel naast hem neer. Gelukkig, hij haalt nog adem. Er zit bloed bij zijn oor. Boos kijk ik naar Victor. ‘Wat heb je nu toch gedaan? Hij is van de politie, sukkel.’ ‘Hoe kon ik dat nou weten? Ik wilde je alleen maar redden.’
‘We moeten hulp halen. De man in de auto is ook van de politie. Ze hebben de hele nacht op ons zitten wachten. Tante zit op het politiebureau. Zij hebben haar computer gekraakt. Wat sta je me nu aan te kijken, ga die politieman waarschuwen.’
Gelukkig, dat zet Victor in beweging. Net als hij naar buiten wil lopen, gaat de telefoon. We kijken elkaar vragend aan. ‘Neem hem maar op Mara, anders krijgen we misschien nog meer problemen.’ ‘Met Mara Nelemans.’ ‘Dag Mara, met mama. Waar waren jullie gisteravond? Ik kon jullie maar niet bereiken. Ik heb goed nieuws. Vanavond vliegen we naar Nederland, is dat niet fijn? Ik ben zo blij, mag ik tante even spreken?’ ‘Tante is niet thuis.’ ‘Waar is Hetty dan?’ Wat moet ik zeggen zonder mama ongerust te maken? ‘Ze is op kantoor.’ ’Op kantoor, het is zaterdag? Wat is er aan de hand Mara?’ ‘Niets bijzonders, ze heeft het gewoon druk.’ ‘Oké, vertel haar dan dat we om elf uur tien morgenochtend op Schiphol landen. We worden opgehaald. Ik zie je morgen lieverd.’ Ze heeft opgehangen. Victor kijkt me vragend aan. ‘Morgenochtend komen mijn vader en moeder terug uit Kathmandu.’
Heel lang geleden, ergens in een land hier ver vandaan, woonde een meisje. Devi was haar naam. Als Devi later groot was wilde ze danseres worden. Dan wilde ze de hele dag flamenco’s dansen, met haar hakken stampen op de vloer en keihard: ’Olé’, roepen. Ze begon al vast te oefenen. Ze danste alle dagen, dansten door straten, over pleinen en riep keihard: ‘Olé.’ Soms riep er iemand ‘Olé’, terug, soms begon er alleen maar een hond te blaffen.
Zo danste Devi het hele land door totdat ze op een plek kwam waar ze nog nooit was geweest. Verbaasd keek ze om zich heen. Het leek een bos maar dat was het niet. Het zag er heel anders uit dan het bos thuis. Er viel zacht licht op bloemen die bijna net zo groot waren als Devi zelf. Ze roken heerlijk. Devi stak voorzichtig haar hoofd in één van de bloemkelken. Aan dunne draadjes hingen druppels honing. Ze stak haar hand uit om een druppel te vangen. Ze legde hem op haar tong. Zoiets hemels had ze nog nooit geproefd. Er klonk nu ook zachte muziek.
‘Kan ik hier niet altijd blijven?’ Devi schrok van haar eigen stem
‘Nee, dat kan niet,’ zei de bloem, ‘maar je mag altijd terug komen als je moe bent van het stampen.’ En dat deed Devi. Af en toe zocht ze de bloem op en proefde een beetje van de honing die altijd lekker was. En zo danste Devi nog lang en gelukkig. Olé!
In het huis is het nog steeds stil maar we hebben geen tijd te verliezen. Hoe kunnen we ontsnappen uit de kelder? Ik denk diep na.
‘Wacht eens, Estelle en David vertelden ooit over een geheime gang naar het tuinhuisje. Dan kon je ongezien bij het zwembad komen. Ze hadden geen idee waarom, maar iemand vond dat vroeger handig. Die gang begint hier vast ergens in de kelder.’
We verkennen elke meter van de kelder. Achterin, verstopt onder een oud kleed vinden we een luik. Er zit een handvat aan. Victor trekt aan het handvat en het luik gaat in één beweging open. Eronder is een zwart gat dat ruikt naar paddestoelen.
‘Dit moet de gang zijn. Zo kunnen we ontsnappen!’ Ik sta bijna te springen van geluk maar Victor kijkt moeilijk.
‘Het is wel erg donker. Hoe weten we zeker dat hij niet is ingestort?’
‘Hallo, ik loop al de hele tijd achter jou aan, nu moet je maar eens achter mij aanlopen. Ik weet zeker dat dit naar het tuinhuisje gaat. Kijk er is een trapje.’ Als ik in het gat wil stappen, houdt Victor me tegen.
‘Niet zo snel, inspecteur Nelemans, hoe vinden we de opening aan de andere kant? We kunnen niets zien en onze telefoons zijn afgepakt, weet je nog.’
‘Misschien liggen hier ergens lucifers of kaarsen. Dan kunnen we wat aansteken,’ ik kijk de kelder rond.
‘Ja hoor, de twee opgesloten helden vinden heel toevallig een kaars en lucifers. We zitten niet in een film.’
Was het maar een film denk ik en kijk boos naar Victor. Die heeft zo te zien nergens last van. Hij is achter het kastje gedoken. De plek waar zijn horloge is gevallen.
‘Wow, hij is echt shockproof. Kijk, er zit ook een lampje op.’
Hij schijnt in mijn ogen.
‘Hé, er zit een spin in je haar.’
‘Leuk hoor, maar als we het horloge meenemen, kunnen ze toch zien waar we zijn?’
‘Ik zet Zoek mijn iPhone uit, kijk, piece of cake.’
Het horloge schijnt blauwig voor ons uit als we het trapje aflopen en de tunnel in gaan. De wanden zijn van beton. Langs één kant staan stellingen met daarop flessen wijn, wel duizenden, helemaal onder het stof. De tunnel is langer dan ik dacht maar uiteindelijk komen we bij een houten trap. Ook hier is een luik. Streepjes licht vallen op de traptreden
‘Ik hoop maar dat niemand iets op het luik heeft gezet,’ fluister ik.
‘Of dat er iemand zit te wachten op ons, fluistert Victor terug. ’Hier, hou jij even het licht vast.’
Ik kan mijn hart bijna horen bonzen als Victor voorzichtig met zijn handen langs de randen van het luik gaat.
‘Hier zitten de schanieren, schijn eens naar die kant.’
Victor duwt het luik een stukje open.
‘Ik zie niemand, maar wat is dat zwaar. Je moet me helpen duwen.’
We krijgen geen beweging in het luik.
‘Ik tel tot drie en dan met alle kracht duwen.’
Victor telt en bij drie duwen we met alle kracht die we hebben.’
Er klinkt een enorme dreun boven. Van schrik val ik bijna van het trapje.