De telefoon gaat. Ik ben een middagje thuis. Wie zou dat kunnen zijn, zo overdag? Ik neem op en zeg: “Met Karien Damen”.
Rollator in landschap
“Dag mevrouw, ik ben van de firma Beenhakker en bel u in verband met uw bestelling van een rollator”.
Ik geef toe, het klinkt wat vreemd, dat iemand die Beenhakker heet voor deze bedrijfstak kiest. In de Haagse regio is dat niet vreemd en zijn we daar bijna aan gewend. Maar dat is een zijpad.
Ik vertel mevrouw Beenhakker dat ik geen rollator besteld heb en dat er sprake moet zijn van een vergissing. “Spreek ik dan niet met mevrouw van den Heuvel?”
“Nee”, zeg ik, “daar spreekt u niet mee, er wordt wel heel vaak voor haar gebeld maar dat is nog nooit juist geweest en ook vandaag niet”.
Sinds we hier wonen, al weer bijna tien jaar, worden we regelmatig gebeld voor mevrouw van den Heuvel. Dat zijn meestal instanties in de hulpverlening. De ene keer is het een huisartsenpraktijk, de andere keer een pensioenfonds of apotheek. Het beeld dat ik daardoor heb van mevrouw van den Heuvel is dat van een hoogbejaarde vrouw.
In het begin vond ik die telefoontjes alleen maar storend. Nu ben ik blij dat er af en toe gebeld wordt. Het zegt dat mevrouw van den Heuvel nog steeds leeft. Gelukkig.
Wat denken jullie, is het erg vreemd als ik de volgende keer aan een mevrouw Beenhakker vraag hoe het gaat met mevrouw van den Heuvel of dat ik vraag dat ze de groeten wil overbrengen?
“Wat klink jij beroerd”, zei mijn baas, “ik kan wel horen dat je er morgen ook nog niet bent”. Ik deed er niet eens mijn best voor. “Goed uitzieken hoor”, kreeg ik nog als goede raad mee. Daarin proefde ik ook een beetje eigen belang. Niemand heeft zin om aangestoken te worden door een collega. Laat staan al je medewerkers in de drukste periode van het jaar. Ik heb de griep en val na dit telefoontje direct weer in een lichte slaap.
Goed uitzieken, is gemakkelijker geadviseerd dan gedaan. Want niemand wil ziek zijn en het moet snel over zijn met die flauwekul. Maar als je te vroeg aan de slag gaat, blijf je een hele tijd kwakkelen en je beroerd voelen bij de minste inspanning. Ik spreek uit ervaring.
Laat het los fase
Geef toe dat je ziek bent en duik je bed in. Weg met het schuld- en schaamtegevoel dat je niet bent waar je hoort te zijn. Natuurlijk was het je stille wens om die lezing niet te hoeven geven of niet bij de vergadering te hoeven zijn. Toch zal niemand je daar van verdenken. En zeg nu zelf, je er naar toe slepen en halverwege je verhaal publiekelijk instorten staat niet erg professioneel.
Zweef weg van hier fase
Dit is de fase van echt ziek zijn. Je slaapt af en aan. In de verte hoor je je telefoon piepen dat je een afspraak hebt. Het afdelingsoverleg begint. Dat zijn andere mensen in een ver weg wereld. Niet iets waar jij je druk over hoeft te maken en je zakt alweer weg in een koortsdroom. Hierin worden al je problemen op een wonderlijke wijze opgelost en mensen die je jaren niet gezien hebt helpen daarbij.
Prinsessenfase
In bed voel je je kiplekker en je geniet van de aandacht van huisgenoten of dierbaren aan de telefoon. Buiten schijnt de zon en wolken drijven rustig voorbij. Naast bed sta je te wiebelen op je benen. Doe dus een simpel karweitje als planten water geven. Duik net voordat je duizelig wordt je bed in. Sta stil bij de geweldige prestatie die je net hebt geleverd.
wolken drijven rustig voorbij
Irritatie fase
Je begint je te vervelen en weet niet meer hoe je moet liggen. Het plafond van je slaapkamer ken je uit je hoofd en ook het patroon van de gordijnen heeft geen geheimen meer. Je ziet ineens dat de ramen nodig gezeemd moeten worden. In de keuken heeft zich een enorme afwas verzameld. Je hebt daarvoor geen energie en je valt daarom uit naar wie maar in de buurt is. Met andere woorden je bent aan de beterende hand.
Verkenningsfase
Het wordt tijd voor een kleine opdracht buiten de deur. Doe dat kalm en met aandacht. Als je merkt dat je echt even moet gaan zitten omdat het zweet je uitbreekt, doe dat dan ook. Kijk er bij alsof je altijd al op een paaltje in de berm hebt willen genieten van het uitzicht op een elektriciteitshuisje. Zijn de boodschappen in huis of de brief op de post, dan is het tijd om te gaan denken: Morgen ga ik weer aan het werk.
Actiekaart van de AbvaKabo in het kader van complimentendag
Gisteren ben ik weinig mensen tegengekomen. Gelukkig maar, een gewone werkdag was een dag vol voetangels en klemmen geweest. De eerste dag van maart is namelijk uitgeroepen tot internationale complimentendag. Dat van internationaal weet ik niet zeker, maar ik sluit het niet uit. Commercieel gezien kan zo’n dag namelijk tot iets heel interessants uitgroeien. Wat we niet durven zeggen, drukken we uit met een kaartje of cadeautje.
Zowel het geven als het ontvangen van complimenten vind ik een mijnenveld. Daarom doe ik vandaag een test of ik de dag van morgen door kom. Mocht je nog tips hebben, dan hoor ik dat graag.
Ik werk in een team met veel vrouwen. Het geven van complimenten onderling gaat ons goed af. Meestal gaan ze over de buitenkant. Vrouwen begrijpen van elkaar goed hoe onzeker de ander ’s ochtends van huis kan gaan. Een compliment over je uiterlijk maakt dat je de wereld weer aan kan. Voor het geven van een compliment over het uiterlijk hoef ik alleen maar mijn ogen goed de kost te geven en vertellen wat me opvalt.
Check✔️
Er valt vast nog wel te sleutelen aan de wijze waarop ik mijn complimenten formuleer. Ik neem me voor mijn woordkeus te gaan variëren. Want alles is leuk als je het mij vraagt. Leuk is daarmee ernstig aan inflatie onderhevig en niet meer geloofwaardig. Als ik preciezer ben in wat er nu zo leuk is, gaat mijn compliment aan kracht winnen. “Wat heb je een leuke jurk aan”, wordt: “Wat een leuke jurk, die kleur rood maakt dat je er stralend uit ziet.”
Check✔️
Met een compliment geeft een ander mij een cadeautje. Daarom wil ik de indruk geven dat ik blij verrast ben met het compliment. Zelfs mijn gezichtsuitdrukking is dan van belang. Dat maakt dat ik prompt niet meer weet hoe ik moet kijken. Gelukkig vinden sommige gevers dat weer charmant. Dus daar red ik me nog wel uit.
Check✔️
Ik weet ook dat ik mijn eerste reactie bij een compliment moet onderdrukken. Dat is namelijk mijn spontane neiging om het compliment direct een kopje kleiner te maken. Dat zijn de opmerkingen als: “Dat heb ik in de uitverkoop gevonden”, “dat heb ik al heel lang” of “dat stelde niets voor, het was zo gedaan.” Deze is al moeilijker want de gever van het compliment kijkt me op dat moment vragend aan. Even ademhalen en mezelf de tijd geven om het compliment binnen te laten komen helpt. Meestal kan ik dan vanuit mijn hart reageren.
Check✔️
Omgekeerd, kan ik, als ik een compliment geef, de ander helpen door er een vraag achteraan te stellen. De neiging om de geroemde eigenschap of prestatie kleiner neer te zetten krijgt dan geen kans. De ontvanger voelt zich gedwongen op mijn vraag in te gaan.
Check✔️
Zo bezien, valt het eigenlijk best wel mee. Nu alleen nog oefenen met het complimenteren van wildvreemden op straat of in een winkel. Ik ben dan bang voor gek te worden aangezien en hou mijn mond. Daarmee onthoud ik mezelf en een ander een vrolijke dag. Dus: voor gek te worden versleten is altijd beter dan als kleurloos te worden gezien.
Steeds vaker is de dokter een vrouw. Toch is het beeld dat we hebben van een dokter, dat van een man. Zelfs bij dokters blijkt dat een hardnekkig beeld te zijn.
Van de week kwam ik bij mijn tandarts voor een terugkoppeling van mijn bezoek aan de kaakchirurg.
“Wat heeft hij gezegd over de foto’s?” Vroeg ze aan mij toen ik net in de stoel had plaatsgenomen. “Het was een zij”, zei ik. De tandarts keek me over haar mondkapje aan. Ik zag in haar ogen een stroom aan gedachten voorbijtrekken: ”Hoe kan het dat ik, zelf een vrouwelijke tandarts, er vanzelfsprekend vanuit ga dat een arts altijd een man”. Zij herhaalde daarom direct haar vraag: ”Eh, wat heeft *zij* gezegd.” Want ik kan vinnig terug kijken.
Och, die kaakchirurg zelf, ging er ook van uit dat mijn tandarts wel een man zou zijn.
gemaakt met bitstrip.com
Ik heb een klein onderzoekje gedaan in Pijnacker-Zuid. Niet dat mijn wijk het middelpunt van de wereld is, maar wel een aardige doorsnee van wat in Nederland gebruikelijk is.
In het gezondheidscentrum in onze wijk zitten praktijken van huisartsen, tandartsen, fysiotherapeuten, verloskundigen en een apotheker. Op de afzonderlijke sites heb ik drie mannelijke artsen geteld. Van de apotheek weet ik het niet, maar ik heb daar nooit een man gezien.
Voor een second opinion mag ik van mijn tandarts naar een endodontoloog. Geen idee wat voor iemand dat is. Endo betekent zoiets als inwendig en donto staat denk ik voor tanden. Iemand met kennis van het binnenste van tanden en kiezen. Volgende week ga ik haar bellen, of toch hem?
Deze week dacht ik ineens aan het fenomeen olifantenpaadjes. Op de fietsroute naar mijn werk is in korte tijd veel veranderd. Het fietspad langs de N470 is helemaal klaar. Ik heb het gevoel dat ik nu over de kortst mogelijke weg fiets, lekker snel. Dat gaat goed tot in het centrum van Zoetermeer zelf. Hier legt de gemeente een wijkpark aan. Het wordt vast heel mooi, maar de meest efficiënte route voor fietsers is nog ver te zoeken.
Scherpe bochten, onduidelijk voorrangssituaties en onverwachte obstakels vind ik op mijn pad.
Vandaar dat ik aan olifantenpaadjes dacht. Jaren geleden legde een stedenbouwkundige mij uit wat dat was. De kortste route van A naar B is een rechte lijn.
Ontwerpers van wijken houden hier doorgaans geen rekening mee. Belangrijker is het esthetisch verantwoorde beeld van straten en plantsoenen in de wijk. De uitvoerders van het plan hebben ook liever iets waar vierkante tegels en rechte stenen in gebruikt kunnen worden.
Zodoende ontstaat er iets waar de gebruiker, dat zijn wij, te voet of op de fiets, geen boodschap aan heeft. Als het maar enigszins mogelijk is snijden wij routes af en ontstaat er een logisch pad van A naar B. Op de foto een olifantenpaadje vlak bij mij in de buurt. Ik voorspel je, nu weet je weet wat het is, ga je ze overal zien. Ik hou me aanbevolen voor mooie voorbeelden.
Waarom wordt de kennis over olifantenpaadjes niet gebruikt bij het ontwerpen van onze wijken? Ik dacht dat het kwam omdat het een vrij onbekend fenomeen is. Op Google stuitte ik op een grote hoeveelheid materiaal over olifantenpaadjes. Er is zelfs, niet eens zo lang geleden, een fotoboek aan gewijd en een korte film. De auteur Jan Dirk van der Burg zat in mei 2011 aan tafel bij Matthijs van Nieuwkerk in De Wereld Draait Door. In dit aanstekelijke interview kwam ook de vraag op waarom de overheid er geen rekening mee houdt. Sterker nog, het tegenwerkt. Niemand aan tafel die het wist. Olifantenpaadjes, laten we ze koesteren.
Tussen de middag liep ik in het Stadshart van Zoetermeer een kledingzaak binnen. Op zoek naar een jasje in de uitverkoop. Niet dat ik een jasje nodig heb, maar eerder die week was ik een mooi jasje misgelopen en dat schiep een behoefte.
Dat mooie jasje was een petrol blue colbert van babyrib, bij V&D, afgeprijsd en ook nog in mijn maat. Omdat ik niet genoeg tijd had besloot ik de volgende dag terug te komen en het te passen. Als het er nog zou hangen was het voor mij bestemd. De volgende dag hing het er niet meer.
De kledingzaak waar ik tussen de middag binnen liep, had ook mooie jasjes in de aanbieding. Ik vond er een naar mijn smaak met wel 70% korting. Een klant voor mij bij de kassa, rekende net dolgelukkig een wit wollen vest af. Ze had weken gewacht tot er nog meer korting werd gegeven. Ik zei tegen haar: ‘Dan heeft u wel geluk gehad, want een ander had u voor kunnen zijn’. Ze reageerde laconiek: ‘Dan was het gewoon niet voor mij bestemd geweest’.
Dat was het dus met het blauwe jasje, het was gewoon niet voor mij bestemd. Wat een heerlijke levensfilosofie. Als ik een bepaalde baan of liefde niet krijg komt het simpelweg doordat die niet voor mij bestemd is. Die gedachte is veel prettiger dan het grondige zelfonderzoek waaraan ik mezelf onderwerp als iets mislukt.
Met zo’n instelling kun je je schouders rechten en opgewekt verder leven. Vervolgens komt er van zelf wat anders op je pad, bijvoorbeeld een grijs jasje.
De huidige brug met direct daar achter de nieuwe brug
Maandagochtend mocht er niemand meer door. Het fietspad was afgezet. Omdat Nederlanders zich daar meestal vrij weinig van aantrekken stond er ook een stevige agent te posten aan weerszijde van het pad. Er was geen ontkomen aan, linksom langs de Osijlaan of rechtsom door de Dorpsstraat. Er zat niets anders op.
Ook dinsdag was er fysiek toezicht. Toen ik tussen de middag, bij daglicht, een kijkje ging nemen, zag ik wat de werkelijke taak van de politie was. Eerst hielpen ze een vrouw met een rollator naar de overkant en daarna sleepten ze een kinderwagen over de brug.
Eerst was het half oktober, daarna half november en toen werd het half december. Deze week stond er op het bord aan de Leidsewallen in Zoetermeer: Vanaf 13 januari 2014, vervalt deze fietsroute definitief. Omdat er nu een datum staat en dat ook nog eens op een maandag is, ben ik geneigd het te gaan geloven. De fietsroute die ik gewend ben te fietsen naar mijn werk zal er anders uit zien. Vanaf maandag is het zo ver. In Zoetermeer is er dan een nieuwe verbinding tussen het stadshart en de wijk Palenstein. Deze is speciaal voor voetgangers en fietsers en loopt door een nieuw wijkpark.
Je kijkt er maanden, soms wel jaren naar uit, volgt de bouwactiviteiten en kunt je niet voorstellen hoe de nieuwe werkelijkheid er uit gaat zien. En ineens is het dan zover. Ik moet er in het begin altijd aan wennen en raak nogal eens de weg kwijt. Na een tijdje komt het moment dat ik niet beter weet en zelfs geen beeld meer heb van hoe het er vroeger uit zag. Stonden hier nu die bomen of toch daar?
Maar in dit geval heb ik toch twijfels of het morgen inderdaad zover is. De nieuwe fietsbrug eindigt nog ergens in een zandvlakte. In de richting van de Dorpsstraat zie ik alleen nog een zandpad. Er ligt een mooi fietspad langs de rand van het park. Alleen, dat eindigt in de bouwhekken. Het zou kunnen dat ik maandag wat later ben.
„Heb jij een goed voornemen?”, vroeg mijn nichtje van tien mij op nieuwjaarsdag. Ze had duidelijk net ontdekt dat volwassenen goede voornemens hebben en was nieuwsgierig naar de achtergrond hiervan. Gelukkig had ik een antwoord dat haar goedkeuring kon wegdragen. Hoewel haar gezicht zei dat ze een ander antwoord had verwacht.
Ik wil namelijk mijn tuin bij vriendelijker maken dit jaar. Mijn nichtje kon zich daar van alles bij voorstellen. Vervolgens stelden we samen vast dat er dan ook meer vlinders zouden komen. Hierna was ze direct bereid een steentje bij te dragen. We gaan dus samen in het voorjaar naar het tuincentrum.
Hoe kwam ik aan dit voornemen? Een paar weken geleden hoorde ik een item op de radio waarin werd vastgesteld dat de bijenstand in Nederland dramatisch terugloopt. Bijen zijn de bestuivers van bloemen en planten en daarmee belangrijk voor ons voedsel. Als belangrijke oorzaak voor de terugloop werden onze stenige tuinen genoemd. Nu heb ik niet echt een tegeltuin, maar vroeg me toch af of kon helpen bij het redden van het bijenvolkje. In ieder geval van dat in mijn achtertuin.
Op google vond ik direct bruikbare informatie over een bij vriendelijke tuin. Het jaar 2012 bleek namelijk het jaar van de bij te zijn geweest. Nu had ik dat even gemist, maar beter laat dan niet. Volgens de test in de bijenkrant definitief LoRes, scoort mijn tuin redelijk. Er kunnen nog een paar planten toegevoegd worden en een fruitboompje. Ik ben benieuwd hoe bij vriendelijk jouw tuin of balkon is. Voor wie van plan is daar werk van te maken heb ik een Belgische site gevonden, met duidelijke foto’s. Ik kan je verzekeren, dat zoekt een stuk makkelijker als je in de intratuin bent.
Naast wat meer variatie aan planten ontbreekt in mijn tuin ook nog een bijenhotel. In de meeste tuincentra hebben ze die niet in het assortiment. Op internet zijn ze te bestellen in diverse uitvoeringen, al vanaf acht euro. Ik kan er natuurlijk ook één voor mijn verjaardag vragen, of nog beter aan echtgenoot cadeau doen. Die is al in maart jarig.