De telefoon gaat. Ik ben een middagje thuis. Wie zou dat kunnen zijn, zo overdag? Ik neem op en zeg: “Met Karien Damen”.

“Dag mevrouw, ik ben van de firma Beenhakker en bel u in verband met uw bestelling van een rollator”.
Ik geef toe, het klinkt wat vreemd, dat iemand die Beenhakker heet voor deze bedrijfstak kiest. In de Haagse regio is dat niet vreemd en zijn we daar bijna aan gewend. Maar dat is een zijpad.
Ik vertel mevrouw Beenhakker dat ik geen rollator besteld heb en dat er sprake moet zijn van een vergissing. “Spreek ik dan niet met mevrouw van den Heuvel?”
“Nee”, zeg ik, “daar spreekt u niet mee, er wordt wel heel vaak voor haar gebeld maar dat is nog nooit juist geweest en ook vandaag niet”.
Sinds we hier wonen, al weer bijna tien jaar, worden we regelmatig gebeld voor mevrouw van den Heuvel. Dat zijn meestal instanties in de hulpverlening. De ene keer is het een huisartsenpraktijk, de andere keer een pensioenfonds of apotheek. Het beeld dat ik daardoor heb van mevrouw van den Heuvel is dat van een hoogbejaarde vrouw.
In het begin vond ik die telefoontjes alleen maar storend. Nu ben ik blij dat er af en toe gebeld wordt. Het zegt dat mevrouw van den Heuvel nog steeds leeft. Gelukkig.
Wat denken jullie, is het erg vreemd als ik de volgende keer aan een mevrouw Beenhakker vraag hoe het gaat met mevrouw van den Heuvel of dat ik vraag dat ze de groeten wil overbrengen?