Het was een hele geanimeerde middag op 3 november in het Wapen van Zoetermeer. Er waren collega’s die elkaar eindelijk weer zagen na Corona en de start van De Binnenbaan in 2021. Er waren collega’s die elkaar nog niet eerder hadden ontmoet ook al werkten ze bij dezelfde organisatie. En er waren collega’s die niet wisten wat ze overkwam op hun derde werkdag bij de gemeente Zoetermeer of bij De Binnenbaan. Heus, want wie maakt er nu in zijn of haar eerste week bij een nieuwe werkgever, in een keer kennis met 125 collega’s tegelijk?
Zoiets schrijf je voluit. Vierhonderd keer heb ik een verhaal voor mijn blog geschreven in ongeveer tien jaar tijd. Verhalen over wat ik in een week meemaak, gelezen heb of me over verbaas, soms gaat het over mijn werk en een enkele keer heb ik het verzonnen.
Mijn eerste verhaal publiceerde ik in 2012. Het ging over schoenen.
Schoenen die langer leefden dan hun eigenaar. Nilgun Yerli vertelde in een voorstelling dat als in Turkije iemand overlijdt, je zijn of haar schoenen buiten bij de deur zet. Er komt altijd wel iemand langs die de schoenen kan gebruiken. De schoenen van de overledene lopen zo met de nieuwe eigenaar als het ware een nieuw leven tegemoet.
Mijn vader was net overleden en daarom vond ik dat een mooie gedachte. Nilgun Yerli blijkt weer terug te zijn in Nederland en is in 2023 te zien in de theaters met Tinderella. Ik ga eens kijken of ik een kaartje kan bemachtigen.
“Mijn allereerste rondeel gaat over mijn vader. Hij was zacht als een beer en stevig als een boom. Dat voelde ik als hij me omhelsde. Zijn liefde voor ons kinderen was zonder voorbehoud. Je was goed zoals je was. Het is vandaag alweer twaalf jaar geleden, papa ik mis je.”
“Afscheid nemen is een beetje sterven; sterven aan dat waarvan men houdt. Men laat een beetje van zichzelf achter in ieder uur en elke plaats.”
Maar hé, het was mijn bedoeling om een feestelijk verhaal te maken. Dus type ik in mijn eigen zoekbalk het woord: Feest.
Verrassing, ik kom uit bij mijn honderdste blogpost, waarin mijn vader opnieuw opduikt.
“In het toilet van de kajuit kijk naar mezelf in de spiegel. Ik duw mijn kin naar voren en trek een grijns, zoals mijn vader kon doen. Kijk daar is gelijk mijn vader. Goedemiddag pap, wat lijkt je dochter op jou. Jammer dat je er niet bij bent.”
Waar ik naar op zoek was gisteren, weet ik niet meer, maar ik verdwaalde heerlijk in: Mijn oneindige schatkamer voor ooit. Ik bladerde in schriften, pluisde mappen uit en klikte op opgeslagen linkjes. Ik bewaar veel voor later. Ik raak gehecht aan waardeloze prullen. Sla in mijn ogen briljante stukken tekst op voor als ik tijd heb ze te lezen of te gebruiken. Voor mijn collega’s ben ik een bron van kennis want ik heb altijd wel ergens iets bewaard over iets wat jij net nodig hebt of wil weten. Dat is het talent Input in werking. Voor Ooit, maar ooit komt meestal nooit.
Uiteindelijk kwam ik gisteren bij dit gedichtje uit.
Er was eens een ijsbeer hier niet ver vandaan. Als baby ijsbeer had hij geen ruimte gehad om zich te bewegen. In zijn kleine kooi paste alleen een stapje naar voren en een stapje naar achter. Zijn wereld was dus niet groter dan een stapje naar voren en een stapje naar achter ook al leefde hij nu in een enorme ruimte in de dierentuin.
De ijsbeer werd verdrietig als hij naar de mensen keek. Ze verwachtte iets van hem maar hij wist niet wat. Dikke tranen rolde uit zijn ogen en verdwenen in zijn vacht. Toen hij helemaal leeg was gehuild keek hij op. Alle mensen waren naar huis gegaan. Allemaal? Nee, er stond nog een klein meisje met een rode muts boos naar hem te kijken.
‘Wat ben jij een stomme ijsbeer. IJsberen horen leuke kunsten uit te halen. Kijk zo doe je dat.’ En ze rolde over de grond en ging op haar handen staan. De ijsbeer liep met kleine stapjes voorzichtig naar de rand van zijn verblijf om het goed te kunnen zien. ‘Nu moet jij.’
Het meisje keek verwachtingsvol naar de ijsbeer. De ijsbeer liet zich vallen en rolde op zijn buik.
‘Dat lijkt toch nergens naar,’ riep het meisje. ‘Ik doe het je nog één keer voor, let goed op.’ En weer rolde ze over de grond. De ijsbeer deed haar na en ging op zijn handen staan. Het meisje klapte in haar handen. Zo gingen ze nog een tijdje door totdat de ijsbeer alle fijne kneepjes onder de knie had. Het meisje zwaaide naar de ijsbeer en ging naar huis.
De volgende dag wisten de mensen niet wat ze zagen. De ijsbeer liet al zijn kunsten zien en deed alles na wat de kinderen hem voordeden. De mensen klapten in hun handen. Een meisje met een rode muts klapte het hardst van allemaal.
Ik hou het op de kleur van de lavendel van de Provence. De een noemt het paars, de ander lila. Maakt niet uit, als je tegelijkertijd de zeepachtige geur er bij denkt, die je ruikt als je met je hand strijkt over de bloemenaren, kom je in de buurt.
Een regenachtige zondag is het juiste moment om iets van onze zomervakantie vast te leggen. Een hele wand krijgt de kleur van een veld bloeiende lavendel. De zon gaat er gelijk van schijnen.
In deze hete zomer waren wij dus op vakantie in de Provence. Het gras was er zo droog dat het knisperde als je er over liep. Een harde wind die opsteekt, maakt dat we natuurgebieden niet mogen bezoeken. Het risico op brand is te groot.
We wandelen dus in de ochtend naar dommelige dorpjes in de buurt. Behalve het paars van de lavendel, is er het frisse groen van de beregende druivenranken, het diepe groen van de cipressen en het rood van een jurk.
De wandeling naar Bonnieux duurde ongeveer een uur. Het plaatsje is gebouwd op een heuvel. De straatjes zijn er smal en dus heerlijk koel. Na veel kronkelingen door steegjes, tunnel-achtige straatjes komen we bovenop de heuvel in een ommuurd parkje.
Ik plof neer op een bankje om beter te kunnen kijken. Ik zie een vrouw in een rode jurk die danst. Al haar bewegingen zijn gevangen op witte lakens die als schone was aan een lijn zijn opgehangen. De wind laat de lakens wapperen en de vrouw stampt, draait om haar as, wiegt met haar heupen en houdt haar hoofd fier omhoog. Het is een kunstwerk van Anne Bothuon. Het doet me denken aan de video Why I Never Became a Dancer, Tracey Emin, een Engelse kunstenaar laat al dansend zien dat de pestkoppen uit haar jeugd haar er niet onder hebben gekregen.
Zal ik vandaag rechtdoor fietsen? Voor mij ligt een nieuw weggetje de polder in. Tot voor kort stond je hier voor een sloot en keek je een weiland met koeien in. Maar waar kom ik dan uit? Van hier uit, op de Keulseweg, is dat niet helemaal te overzien. Ik hou het vandaag maar bij de bekende route en neem me voor op internet op zoek te gaan naar een kaart van dit nieuwe recreatiegebied.
Tussen Pijnacker, Berkel en Zoetermeer is de laatste jaren een landbouwgebied met kassen en koeien omgezet naar een recreatiegebied met veel ruimte voor watervogels en voor mensen. Op de site van de Groenzoom wordt verteld dat het nu bijna helemaal klaar is. Alleen de bankjes, picknicktafels en bewegwijzering moeten nog worden geplaatst.
Honderdtwintig bloemblaadjes, zes meter stof, twaalf meter lint, twee klosjes garen, uren achter de naaimachine, een gebroken naald en zes keer in mijn vingers geprikt. Alles voor de De Jurk. En nu maar hopen dat het kind dat er in past met kerstmis kan optreden.
Ineens dacht ik weer aan haar. Ergens in 1994 zocht ik in het beeldarchief van de gemeente Dordrecht naar foto’s voor bij een beleidsnota. Daar vond ik de foto van dit meisje. De aarzelende ernstige blik in haar ogen brak bijna mijn hart. Ze kwam paginagroot in de nota terecht.