Waarom heb ik in godsnaam toch bedacht dat ik vandaag nog naar de tempel zou gaan? Het is al veel te laat, als ik terugloop is het vast donker. Het is ook veel te nat op het pad. Ik voel de modder aan mijn schoenen zuigen. De geur van de herfst hangt in de lucht: Dood en Verderf. Het is mistig en de toppen van de heuvels zijn nauwelijks te zien. Ik trek mijn jas wat dichter om me heen en stap wat steviger door. Daar is de brug al. Mijn linkervoet slipt bijna weg als ik op de natte planken stap. Aan de overkant volg ik de oever van de rivier. In de verte zie ik de tempel al liggen. In de mist lijkt het wel een ijspaleis. Ik had warm drinken mee moeten nemen en wat te eten. Ik bereid me ook nooit eens goed voor. Ik ben er nu bijna, alleen nog het paadje naar de deur.
In de tempel klinkt zachte muziek en ruikt het kruidig. Ik maak mijn sjaal los en doe mijn jas uit. Het is hier binnen helemaal niet koud. Door het raam in de dakkoepel zie ik de donkere lucht. Ineens trekt de hemel open en zacht licht van de maan schijnt naar binnen. Ik kijk eens rond. Er staat een bankje. In sierlijke letters staat op de leuning mijn naam geschilderd. Ik ga er op zitten. Het lijkt wel of er zilver over mij heen wordt gestrooid. Ik sluit mijn ogen en luister naar de stemmen die zacht zingen. Ik kan het niet verstaan, maar de betekenis is mij direct duidelijk: Vertrouw op de stem van je hart. Als de stemmen zijn uitgezongen, doe ik voorzichtig mijn ogen open. De kruidige geur komt uit een aardewerken kan. Er staat een beker naast en een schaal met brood en gedroogde vruchten. Ik neem wat van de warme wijn en eet ook wat van het fruit. Langzaam verspreidt warmte zich door mijn hele lijf. Ik krijg zin om aan de nieuwe week te beginnen. Tijd om naar huis te gaan. Ik neurie het lied van de stemmen als ik de berg afloop richting het dorp.
Mooi!
LikeGeliked door 1 persoon