Soms lijken een paar lijnen bij elkaar te komen en ineens klopt het. Zo’n gevoel had ik van de week op een bijeenkomst in het Stadstheater van Zoetermeer. De gemeente is in gesprek met de stad over pionieren en vernieuwen en op dinsdagmiddag ging het over het sociale domein. Met de term het sociale domein bedoelen we alle sectoren die te maken hebben met de sociale kant van het gemeentelijke beleid. Dat is zorg, welzijn, onderwijs, gezondheidszorg, opvoeding, inburgering en sociale activering.
Met mijn collega’s van de gemeente ging ik in gesprek met onze partners in de stad. Dat zijn de zorg-aanbieders, welzijnsinstellingen en vrijwilligers. Welke gezamenlijke opgave zien we na de decentralisatie van veel nieuwe taken en hoe kunnen we die vernieuwend oppakken?
Welke lijnen kwamen die middag bij elkaar?
De eerste lijn is de lijn van Wouter Hart in Verdraaide Organisaties.
Organisaties zijn verdraaid als de natuurlijke principes van organiseren verloren zijn gegaan onder een lawine van managementlogica en bureaucratie. Wouter Hart ging op zoek naar voorbeelden van organisaties die dat buiten de deur hebben weten te houden. We kennen allemaal het succes van buurtzorg, maar in het boek haalt Wouter Hart bijvoorbeeld ook Hans Becker van Humanitas Rotterdam aan: Zorgen met je handen op de rug. Wouter Hart laat zien dat als we beginnen bij de bedoeling onze dienstverlening stukken beter wordt.
De tweede lijn is de lijn van Jan van Ginkel in de Wakkere Stad, langzaam leiderschap naar gemeenschapskracht.
Jan van Ginkel is gemeentesecretaris in Schiedam. Begin oktober heb ik een lezing van hem bijgewoond en heb ik me voorgenomen zijn boek zeker te gaan lezen. Jan van Ginkel zoekt zijn inspiratie in het vermogen van de gemeenschap de eigen toekomst vorm te geven. Wij, overheidsdienaren, zouden ons drie vragen moeten stellen.
Wat is er gaande?
Nu stellen we ons de vraag: wat is er aan de hand en denken daardoor te veel in aan problemen die met gerichte actieplannen opgelost kunnen worden. Door je af te vragen, wat is hier gaande, kijk je naar de beweging en patronen die achter het probleem zitten en welke interventies daar bij horen.
Wat dient zich aan?
Dat betekent dat je verlangend kijkt naar wat er als vanzelf aan zit komen. Dat komt als je goed kijkt en luistert, de juiste vragen stelt en minder hard werkt om oplossingen te vinden.
Wat is je verlangen?
Vraag je af: waar gaat mijn leven over? In zijn geval is dat sturen op het bewustzijn van zijn medewerkers en in het verlengde daarvan het bewustzijn van de stad. Een zelf-lerende stad is een wakkere stad. Het belangrijkste is te doen wat juiste is en dat goed te doen.
De derde lijn tenslotte, is design thinking. De lijn die docenten op de Haagse Hogeschool gebruiken om IT studenten klaar te stomen voor de maatschappij. De beleving van de klant is het uitgangspunt in dit denken.
De visie, het idee of het scenario wordt getoetst bij verschillende mensen, door erover te praten, ideeën in beweging te krijgen of door verschillende aspecten te onderzoeken. Dit leidt tot nieuwe, verfrissende concepten.
Doe wat juist is en doe het goed.
Deze lijnen zijn sneller opgeschreven dan gedaan. Toch had ik dinsdag het idee dat ze bij elkaar kwamen. We willen als gemeente uit gaan van de bedoeling; de inwoners in Zoetermeer in staat te stellen zelf hun ondersteuning te organiseren. We laten als gemeente zien dat we niet alles weten en bereid zijn om op onze handen te gaan zitten. We nemen het beleven van inwoners als uitgangspunt bij het formuleren van maatschappelijke opgaven. Dat zal vast gaan met vallen en opstaan. Ik ga er in ieder geval morgen aan beginnen.