Met bus 47 komt Egbert aan op het plein voor de kerk. Hij kijkt om zich heen op zoek naar een herkenningspunt. Zijn school, die van de broeders staat er niet meer. Jaren geleden werd de school gesloopt om plaats te maken voor een verzorgingstehuis. Het beeld van Sint-Jozef, de timmerman, heeft een plek gekregen bij de ingang. Aan de andere kant van de kerk is nog steeds de garage van Verdaasdonk. Hij steekt het plein over om in de etalage te kijken. Wat hebben hij en zijn vriendje Kees hier vaak staan kijken en gedroomd van hun autotochten in de bergen en langs de Middellandse zee.
In de etalage staat nu een blauwe Ford Anglia te pronken.
Egbert denkt nu meteen terug aan die zomervakantie dat zijn oom en tante helemaal uit Alkmaar waren komen aanrijden in hun nieuwe Ford Anglia. Dat was een reis van bijna een halve dag. Oom en tante bleven daarom een nachtje logeren. De auto werd op het pad naast het huis geparkeerd. Samen met zijn vriendje Kees bewonderde hij de auto van alle kanten. Hij moest even grinniken. De portieren van de auto waren niet afgesloten. Dus gingen ze samen in de auto zitten, hij achter het stuur en Kees naast hem.
In gedachten waren ze al op weg naar Nice.
Toen voelde hij dat er een sleutel in het slot onder het stuur zat. Hij draaide er aan en prompt begon de motor te lopen. Hij had zijn oom en vader nog nooit zo snel het huis uit zien rennen. Ze sleurden hem vanachter het stuur vandaan. Voor straf werd hij voor de rest van de dag naar zijn kamertje gestuurd en mocht een week lang niet bij Kees spelen. Hij schudt de herinnering van zich af. Hiervoor is hij niet in zijn geboorteplaats. Hij gaat op condoleance bezoek bij de weduwe van zijn oude schoolvriend. Egbert loopt verder het dorp in en bedenkt dat hij een mooi verhaal heeft om met haar te delen.
photo credit: Plbmak, Anglia-07 via photopin.com, creativecommons