Er was eens een warme appeltaart. Hij kwam net uit de oven en geurde heerlijk. Je rook de zoete suiker, de frisse appel en de kruidige kaneel. De geurende appeltaart lag te wachten. Te wachten op mensen die hem nodig hadden. Voor iedereen was er een stukje. Een stukje dat precies paste bij wat hij of zij nodig had. Voor de één was dat het zoete om getroost te worden. Een ander ging het om de stukjes appel die smolten op de tong. Voor weer een ander was het warmte van het deeg, de gezelligheid en het gevoel samen iets te delen.
De mensen smakten en spraken met elkaar over de taart. Toen alles op was gingen ze blij en gevuld naar huis.
En de appeltaart? Die veegden zijn kruimels bij elkaar en dacht, heel alleen: ‘wat nu?’
‘Maar wacht eens, er is nog een stukje over. Gelukkig, want ik vind mezelf ook heel erg lekker. En morgen dan begin ik weer overnieuw en zet dan gelijk een stukje weg, want ook een appeltaart verdient troost en aandacht.’
Ooit vierde ik elke vrije dag met een stuk appeltaart.
Nu is mijn buik tonnetjes rond en probeer ik af te vallen.
Vrolijke groet,
LikeGeliked door 1 persoon
Succes en af en toe stukje appeltaart toegewenst.
LikeGeliked door 1 persoon
wat vind ik dit een mooi verhaal: zowel jouw woordkeuze als de moraal van het verhaal!
LikeGeliked door 1 persoon
Dank je 🙂
LikeLike