
Het midden van het zomerreces is bereikt. Ik ben bijna de enige op kantoor. Elk karweitje rek ik op zodat ik de hele dag wat te doen heb. Mijn la met hangmappen is opgeruimd. De planken in de kast zijn afgestoft en oude dossiers weggegooid. Ik ben nu bezig met de digitale stofnesten van de griffie. Deze vallen minder op maar zijn in een jaar tijd aanzienlijk geworden.
Echt boeiend is het werk niet. Ik dwaal daarom digitaal een beetje rond. Zo kom ik uit bij informatie over slakken. In mijn tuin leven een heleboel slakken. Nadat ik de strijd tegen de slakken heb opgegeven ben ik me gaan afvragen wat voor leven slakken leiden. Wat slakken eten weet ik al, mijn hosta’s. Maar verder weet ik niets van slakken. Zo vond ik nogal veel lege slakkenhuisjes in de tuin. Ik stelde me voor dat zo’n slak uit zijn huisje gegroeid was en op zoek was gegaan naar een ruimere woning. Maar wat blijkt, een slakkenhuis is het externe skelet van een slak. Beetje treurig verhaal wordt het zo. Want wat ik vind in mijn tuin dat zijn de laatste resten van wat ooit een slak was. De slak is al lang dood. Hij heeft dan ook nog eens een niet erg opwindend leven achter de rug. Een seksleven van enige naam hebben slakken niet. De slak is tweeslachtig, sommige soorten slakken hebben niet eens partner nodig om zich voort te planten.
Nog even en dan is het weer september.