Bij de bakker vraag ik of ze ook wat lekkers hebben zonder suiker. Zondag komt namelijk I. op visite en zij mag geen suiker. Het is dan een sport om toch iets voor haar te vinden en haar blij verraste gezicht te zien. Mijn bakker had de vorige keer van alles zonder suiker in de vriezer. Ook deze keer komt er van alles uit. Ik kan kiezen uit apfelstrudel, iets met ananas, abrikoos, of een kruimelvlaaitje. De verkoopsters laat ze één voor één zien. Ik kies voor het kruimelvlaaitje. Ze slaat alles aan op de kassa. Ik reken af, het bedrag valt me reuze mee voor twee broden, speculaasjes, een cake en het vlaaitje.
Heb je de koekjes er ook bij gezet?
Vraag ik aan de verkoopster
Ja, ik heb vier dingen op de bon staan.
Thuis krijg ik het gevoel dat het toch niet helemaal goed is gegaan. Ja, hoor, op het bonnetje ontbreekt de cake. Ik verfrommel de bon en gooi hem in de prullenbak.
Had ze maar beter op moeten letten.
Ineens denk ik aan die keer dat ik bij Albert Hein erg schrok van het bedrag dat ik af moest rekenen. Wat bleek, twee kratten bier met statiegeld stonden op de bon. De caissière had in plaats van twee preien twee die twee kratten bier aangeslagen. Met veel excuses kreeg ik het geld direct terug.
Ik was er als de kippen bij toen ik teveel betaalde en nu het omgekeerde het geval is, hou ik mijn mond. Met een schuldig gevoel haal ik het bonnetje weer uit de prullenbak. Ik strijk het glad en denk aan de bakker die in deze tijd moet zien te overleven in een duur pand in het winkelcentrum. Zal ik dan volgende week die cake dan toch maar gaan betalen?
Dat is veel te braaf
Maar stel dat de verkoopster zelf ook in de gaten heeft gekregen dat er iets niet klopte. Ik kom er wel elke week om brood te kopen. Dan ziet ze elke keer die mevrouw die niets zei toen ze vergat de cake af te rekenen.